Wat zit er in vaccins?

Eigenlijk is het vreemd dat we als eigenaar van een dier geen bijsluiter krijgen bij de vaccinaties van ons dier.

Een vaccin bevat een aantal bewerkte ziekteverwekkers zoals bacteriën en virussen waartegen gevaccineerd wordt. Daarnaast bestaat de gegeven injectie uit nog een aantal andere componenten, ook wel hulpstoffen en additieven genoemd. Deze stoffen zijn nodig om het vaccin te kunnen bewaren, te beschermen tegen te lage temperaturen (bevriezen), voorkomen van bacteriegroei, enz. Additieven worden gebruikt om de werkzaamheid van het vaccin te verhogen en om het vaccin stabiel te houden. Daarnaast kunnen vaccins nog resten van stoffen bevatten die gebruikt zijn tijdens het produceren van het vaccin, om te voorkomen dat er ongewenste bacteriën tijdens de productie van het vaccin groeien.

Hulpstoffen
Vaccins bevatten hulpstoffen als aluminiumfosfaat, sporen van formaldehyde en van antibiotica. Maar ook resten van de bodems waarop vaccins gekweekt worden. Bij de productie van het vaccin wordt een bacterie of virus geïnactiveerd of gedood waardoor de afweerreactie beperkt zal blijven. Dat heeft als gevolg dat er minder afweerstoffen worden aangemaakt en vervolgens zorgt de toevoeging van hulpstoffen voor het ontstaan van meer antistoffen.

Gebruikte hulpstoffen
Thiomersal valt in het lichaam uiteen in ethylkwik en thiosalicylaat. Uit onderzoek bij dieren blijkt dat ethylkwik, als het zich opstapelt, zich kan nestelen in de hersenen. Dit doet vragen rijzen over de neurotoxiciteit als gevolg van vaccins met thiomersal. Het gebruik in vaccins is al lange tijd omstreden en is inmiddels bijna overal verboden in vaccins voor mensen.

Aluminiumfosfaat is een metaal.
Het kan neurotoxische reacties in de hersenen veroorzaken en is tevens één van de mogelijke oorzaken van de ziekte van Alzheimer bij mensen.

Calciumchloride (di hydraat) is schadelijk bij inslikken en inademen.
Het is een afvalproduct van bepaalde industriële procedés. Het tast metalen en bouwmaterialen aan en kan irritatie geven aan aderen, longen, maag-darmkanaal en ander weefsel.

Formaldehyde (formaline) is zeer giftig.
Het verstoort het immuunsysteem en kan chronische bronchitis en oogirritatie veroorzaken. Het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) hebben sinds 2004 bewezen dat deze stof kankerverwekkend is.

Kaliumdiwaterstoffosfaat of KDP
(Engels:monopotassium phosphate) wordt gebruikt als voedingsadditief (E340) en kan hyperactiviteit, darmstoornissen en een onbalans in het natuurlijk calcium / fosforevenwicht veroorzaken. Het zout is goed oplosbaar in water en wordt toegepast als kunstmest, voedingsadditief, fungicide en basisstof voor buffers.

Kaliumchloride (E508) 
Dit is een zout dat van nature in het lichaam voorkomt en een rol speelt bij het reguleren van het kloppen van het hart. Zowel een te hoge als een te lage extra dosering kaliumchloride kan gevaarlijk zijn voor het hart.

Dinatriumwaterstoffosfaat dihydraat
Dit zijn witte of kleurloze kristallen die oogirritatie kunnen veroorzaken.

Mogelijke reststoffen
Antibiotica. Deze worden gebruikt tijdens de productie om bacteriële vervuiling te voorkomen, bijvoorbeeld neomycine, streptomycine en polymyxine B. Antibiotica kan een allergische reactie uitlokken.

Kippeneiwit.
Dit wordt bij sommige vaccins gebruikt bij de productie van antigenen.

Van veel losse componenten en hulpstoffen zijn veiligheidsmarges vastgesteld. Maar in vaccins zitten een aantal van die losse componenten en die gaan chemische reacties met elkaar aan. In hoeverre zijn de effecten van deze combinaties van losse additieven en hulpstoffen schadelijk voor het lichaam? Hierbij is ook de wijze van toediening belangrijk omdat door een injectie direct in het onderhuidse weefsel of diep in de spieren, de eerste afweerreacties van het lichaam overgeslagen worden. Hoe jonger het dier, des te gevoeliger de hersenen zijn voor giftige stoffen.

Ondanks dat er niet meer dan sporen antibiotica en kippeneiwitten in een vaccin zitten kan een hond hier na vaccinatie heftig allergisch op reageren.
 
Een vaccinatie mag nooit gelijk met een behandeling tegen vlooien, teken of wormen gegeven worden. Deze chemische bestrijdingsmiddelen zijn op zich zelf al een aanslag op het immuunsysteem. In combinatie met vaccineren geeft dit een grotere kans op complicaties en negatieve reacties van het immuunsysteem.
Als er toch chemische anti parasitaire middelen gebruikt moeten worden, dan dienen er minimaal tien dagen tussen toediening van deze middelen en de vaccinatie te zitten.

Alleen gezonde honden mogen  gevaccineerd worden!
Een hond met een chronische aandoening of ziekte of herstellend van een ziekte, met een huidaandoening of oorontsteking, is niet gezond en zou dus niet gevaccineerd mogen worden.

Hondenziekte, Hepatitis en Parvo worden "CORE” vaccinaties genoemd.
Vaccinaties tegen ziektes die potentieel dodelijk of zeer gevaarlijk zijn.Dierenartsen adviseren om de vaccinatie tegen deze drie ziektes in ieder geval te geven, maar dit is niet wettelijk verplicht en de keus is aan u.
 
Leptospirose (Weil), Rabiës en Kennelhoest zijn geen CORE vaccinaties.
Vraag uzelf altijd af of de ziektes waartegen uw hond gevaccineerd wordt levensbedreigend zijn, vaak voorkomen en of ze behandelbaar zijn. Kortom: is het noodzakelijk dat uw hond tegen deze ziekte gevaccineerd wordt?
 
Parvo komt nog steeds voor in Nederland.
Hepatitis en Hondenziekte al sinds langere tijd niet meer. Kennelhoest is niet levensbedreigend en goed behandelbaar, vergelijkbaar met verkoudheid of griep bij mensen.
Leptospirose is een individuele afweging, afhankelijk van het reële risico op besmetting. Leptospirose is, mits u er tijdig bij bent, goed behandelbaar met antibioticum.

Als u er voor kiest om uw hond toch te laten vaccineren, laat vaccins dan zoveel mogelijk enkelvoudig geven, dat wil zeggen geen combinaties samen met de DHP Cocktail (Hondenziekte, Hepatitis en Parvo).
Dit komt meer overeen met de natuurlijke besmetting met maar één ziekte tegelijk, waardoor het immuunsysteem niet een enorme belasting op één moment krijgt.

Laat de Rabiës vaccinatie en de Leptospirose altijd apart van elke andere vaccinatie geven.
Laat een minimale tijd van 3 weken tussen de verschillende vaccinaties.
Rabiës is alleen verplicht als u met uw hond naar het buitenland gaat. Deze vaccinatie mag gegeven worden vanaf de leeftijd van 12 weken maar is erg belastend voor het immuunsysteem, uitstellen tot de pup in ieder geval 15 weken is geeft minder kans op bijwerkingen. Als u naar het buitenland gaat mag de vaccinatie niet ouder zijn dan drie jaar. Overige invoereisen kunnen per land verschillen, klik voor informatie op de link onderaan de pagina.

Pups.
Voor pups in een nest is titeren de aangewezen manier om zicht te krijgen op de hoeveelheid antistoffen die nog aanwezig zijn, zie Titeren & pups. Als u toch kiest voor vaccineren, laat dit dan pas doen als de pups 7 weken zijn ipv op de gebruikelijke leeftijd van 6 weken. Het immuunsysteem van de pup is dan iets meer ontwikkeld, dit geeft wat minder kans op bijwerkingen.

Als u besluit om de Lepto (Weil) vaccinatie aan uw pup te laten geven doe dit dan niet vóór de leeftijd van 15 weken. Normaliter krijgen pups van 9 weken deze vaccinatie met een herhaling op 12 weken, de zogenoemde "booster”. De Leptospirose vaccinatie kent veel bijwerkingen en deze kunnen met name schadelijk zijn voor een pup waarvan het immuunsysteem nog niet optimaal ontwikkeld is.

Grote honden, kleine honden:ze krijgen allemaal dezelfde hoeveelheid vaccinatie vloeistof. Een Duitse Dog krijgt dezelfde hoeveelheid als een Chihuahua. Als u een hond heeft van een klein ras of een hond die gevoelig is vraag de dierenarts dan om de helft of een kwart van de vloeistof in te spuiten om het risico op bijwerkingen te verkleinen.
 
Maar hoe lang beschermt een vaccin van de dierenarts?
Volgens de aanbevelingen van de American Animal Hospital Association (AAHA), de organisatie die in Amerika de standaard bepaalt voor dierenartsen:
Alle commerciële beschikbare vaccins hebben bij gezonde honden een beschermende immuunrespons van tenminste 5 jaar
Dit zijn de bevindingen van de kernvaccins van Dr. Ronald Schultz met de minimale duur en bescherming van vaccinaties:

•Hondenziekte- 7 jaar*
•Parvovirus – 7 jaar*
•Leverziekte – 7 jaar*
•Rabiës – 3 jaar*

Tussentijds testen door middel van een titerbepaling.

Steeds meer Nederlandse organisaties beginnen het voordeel van een titerbepaling in te zien. Zo ook de raad van beheer en hun mening over vaccineren – titerbepaling.